
Het Zoerselbos is een uitgestrekt natuurgebied van 400ha met een gevarieerd landschap, waarin naald- en loofbossen, graslanden, houtkanten en waterlopen elkaar afwisselen. Kenmerkend en zeldzaam voor de Kempen is het historische vloeibeemdenlandschap langs de oevers van de Tappelbeek. Vloeibeemden zijn een eeuwenoud landbouwsysteem. De graslanden werden in de winter via spuien gecontroleerd onder water gezet, als een soort ‘natuurlijke’ bemesting van de hooilanden. Deze oude structuur met historische spuien en graslanden omzoomd door houtkanten is nog duidelijk aanwezig in het Zoerselbos. De vier spuien werden in 1992 beschermd als monument.
Het Zoerselbos is bovendien ook een zeer ‘oud’ bos. De eerste vermelding in de geschiedenis dateert al van 1233. Toen schonk hertog Hendrik II van Brabant het Hooidonkbos, het huidige Zoerselbos, aan de Cisterciënzerabdij van Villers-la-Ville met de bedoeling er een abdij te stichten. De abdij kwam er uiteindelijk niet in Zoersel maar wel in Hemiksem. Maar de hertog had bij de schenking bepaald dat het bos nooit gerooid mocht worden om het als jachtgebied te kunnen blijven gebruiken. En onder andere hierdoor is het bos gebleven tot op de dag van vandaag. Het Zoerselbos is dan ook één van de oudste boscomplexen in de provincie Antwerpen.
Daarom is het Zoerselbos van zeer groot historisch en natuurwetenschappelijk belang. Het is één van de belangrijkste vindplaatsen van autochtone en inheemse bomen en struiken in Vlaanderen. Er komt een twintigtal soorten voor waaronder: fladderiep, wegedoorn, wilde kardinaalsmuts, rode kornoelje, hazelaar, sleedoorn, Gelderse roos…